Wat houdt roddelen in
[1]بِاسْمِهِ ۞ وَاِنْ مِنْ شَيْءٍ اِلاَّ يُسَبِّحُ بِحَمْدِهِ
Met één enkel vers, te midden van de vele verzen die verafschuwen of een verbod leggen, is op een zesvoudige wijze aangetoond hoe afschuwelijk roddelen is. Omdat vanuit het standpunt van de Kuran aangetoond wordt hoe verwerpelijk en verdorven roddelen is, heeft dit geen ruimte toegelaten voor nadere verklaringen. Inderdaad, in aansluiting op deze verklaring van de Kuran kan geen nadere verklaring meer afgegeven worden, de noodzaak daartoe ontbreekt.
Zo verbiedt het vers [2]اَيُحِبُّ اَحَدُكُمْ اَنْ يَاْكُلَ لَحْمَ اَخِيهِ مَيْتًا op zes niveaus het kleineren van anderen en behoedt hen op zes wijzen hevig van het roddelen. Wanneer dit vers zich tot de personen richt die betrokken zijn bij roddelen, dan komt daaruit de volgende betekenis naar voren:
Zoals bekend heeft de ء (hemze) aan het begin van dit vers de betekenis van een vraagstelling. Deze hemze heeft betrekking op ieder woord van dit vers. Het verleent ieder woord een verborgen oordeel.
Ten eerste: met de ء (hemze) zegt zij: “Hebben jullie dan geen verstand dat het een dergelijk afschuwelijke zaak niet kan begrijpen?”
Ten tweede: met het woord يُحِبُّ zegt zij: “Is dan soms jullie hart, de zetel van liefde en haat, zo verdorven dat het zoiets walgelijks liefheeft?”
Ten derde: met het woord اَحَدُكُمْ zegt zij: “Wat is er dan mis met jullie maatschappelijk leven en jullie beschaving, welke immers door middel van saamhorigheid tot stand komen, waardoor jullie deze handeling, die jullie leven vergiftigt, kunnen accepteren?”
Ten vierde: met de woorden اَنْ يَاْكُلَ لَحْمَ zegt zij: “Wat is er dan met jullie menselijkheid geworden, ten gevolge waarvan jullie in staat zijn met jullie tanden als een roofdier jullie vriend in stukken te scheuren?”
Ten vijfde: met het woord اَخِيهِ zegt zij: “Hebben jullie dan helemaal geen medemenselijk gevoel en helemaal geen gevoel voor verwantschapsbanden, ten gevolge waarvan jullie meedogenloos de persoonlijkheid van een onschuldige, die in vele opzichten jullie broeder is, verscheuren? En hebben jullie dan helemaal geen verstand, ten gevolge waarvan jullie als een waanzinnige met jullie eigen tanden in jullie eigen ledematen bijten?”
Ten zesde: met het woord مَيْتًا zegt zij: “Waar is jullie geweten gebleven? Is jullie aard dan zo verdorven dat jullie tegenover iemand, die toch als jullie broeder een hoogst eerbiedwaardige status heeft, een zoveel walging opwekkende, verwerpelijke handeling begaan, zoals het vreten van zijn vlees?”
In overeenkomst met de betekenis van dit vers en met die van haar afzonderlijke woorden houdt dat dus in dat kleinering en roddelen volgens het verstand en het hart, vanuit menselijkheid, vanuit gewetensgronden, omwille van de aard van de mens en omwille van de maatschappij verworpen moeten worden. Zo zie je dan nu hoe dit vers een dergelijke schanddaad, het kleineren van anderen, beknopt formulerend in zes niveaus verbiedt en men wonderbaarlijk op zes verschillende wijzen van deze zonde behoedt.
Roddelen is een gemeen wapen dat het meest gebruikt wordt door vijandige, nijdige en koppige mensen. Een man met zelfachting zal zich er nooit toe verwaardigen een dergelijk smerig wapen te gebruiken. Om die reden heeft ooit een beroemde man gezegd:
وَ اُكَبِّرُ نَفْسِى عَنْ جَزَاءٍ بِغِيْبَةٍ ۞ فَكُلُّ اِغْتِيَابٍ جَهْدُ مَنْ لاَ لَهُ جَهْدٌ
“Ik onthoud mezelf van het roddelen over mijn vijand en ik verlaag mij ook niet tot dat niveau. Roddelen is namelijk het wapen van zwakke, waardeloze en inferieure mensen!”
Roddelen houdt in dat een mens, indien hij aanwezig zou zijn en zou kunnen horen wat aan anderen over hem wordt overgedragen, zich zou ergeren en zich gekrenkt zou voelen. Indien de roddelaar de waarheid heeft gezegd, dan is het vanzelfsprekend roddelen. Indien hij een leugen heeft verspreid, dan is dit zowel roddelen als belasteren; en dat is dan een dubbele zware zonde.
Voorwaar, roddelen kan in enkele uitzonderingsgevallen geoorloofd worden:
Ten eerste: wanneer iemand bij een verantwoordelijke man een klacht indient, opdat deze hulp kan bieden en de beklaagde van schade en van kwaad kan vrijwaren en voor zijn rechten kan opkomen.
Ten tweede: wanneer een man met iemand samen wil werken en jou over hem raad vraagt, dan kan jij omwille het recht van het proces van deze raadgeving hem alleen ten behoeve van zijn eigen voordeel en zonder kwade bijbedoelingen adviseren als “Werk niet met hem samen! Dat zou schadelijk voor jou zijn!”
Ten derde: wanneer iemand, alleen met het doel om iemand te beschrijven en voor te stellen, dus niet met de bedoeling hem te beledigen of hem aan van alles bloot te stellen, het volgende zegt: “Die manke en dwaze man is daarheen gegaan.”
Ten vierde: de man, over wie geroddeld wordt, is een openlijke zondaar. Dat houdt in dat hij zich er niet voor schaamt slechte handelingen uit te voeren, maar zich ook nog beroept op zijn zondes, genoegen schept in zijn onterechte handelingen en zijn schanddaden in alle openlijkheid begaat, zonder zich voor deze daden te schamen.
Voorwaar, onder deze uitzonderingsgevallen is roddelen geoorloofd, indien dit zonder kwaadgezindheid en uitsluitend omwille van de waarheid en van de goede zaak geschiedt. In het andere geval verteert roddelen de goede daden, zoals vuur het hout verteert.
Degene die heeft geroddeld of aan een geroddel zeer gewillig gehoor heeft gegeven, dient [3]اَللّٰهُمَّ اغْفِرْ لَناَ وَلِمَنِ اغْتَبْنَاهُ te zeggen en zodra hij de persoon tegenkomt over wie hij heeft geroddeld, dient hij te zeggen: “Neem mij dit niet al te lang kwalijk, vergeef me.”[4]